Onderstaande tekst is ook te lezen op:
www.hurdegaryp.nl - knop DORPSBELANGEN en vervolgens de knop Extra info lessenaars.
Foto: Harry J. van Borkulo
Het huis wordt in 1913 gebouwd door Boate de Jong uit Oentsjerk in opdracht van de N.V. Friesche Maatschappij van Vlasindustrie, die in 1898 een vlasfabriek had geopend in Mûnein. Directeur J.J. Westra en zijn gezin werden de eerste bewoners van het huis. Westra woont er van 1913 tot zijn dood in 1955. Zijn rechterhand, onderdirecteur F. Wols, woont met zijn gezin van 1946 tot juli 1957 ook in het huis.
Het huis wordt in die tijd in de volksmond ook wel Het klein kasteeltje genoemd. Het is o zo dikdoenerig gebouwd in een stijl verwant aan de Jugendstil. Westra zijn broer Bertus, meester-schilder uit Stiens, schildert het en is er bijna anderhalf jaar mee bezig geweest.
Later komt het onderhoud in handen van Japik Kooistra, schilder aan de Stationsweg 10 in Hurdegaryp. De deuren bestaan uit smalle panelen met roze-achtig glas erboven. Verder bruine verf op de deuren met gedecoreerde goudkrullen rondom de deuren. Het houtsnijwerk geeft een rustige aanblik en er zijn wel 4 of 5 kleuren op de deuren en plafonds geschilderd. In de hoeken van de plafonds ziet men nog druiventrossen (nagemaakte entourage) en de gang is ook een en al pracht en praal met sierlijke krullen op deuren, muren en plafonds. In 1920 is er een serre aangebouwd met schuifdeuren naar de tuin.
Ter bestrijding van de werkeloosheid sticht de vrijgezelle baron Theodorus Marius Theresius van Welderen baron Rengers 1), verder te noemen baron Rengers, in 1898 een vlasfabriek te Mûnein. Baron Rengers blijft ongehuwd en woont op Heemstra State onder Oentsjerk. Hij leeft van 1867 tot 1945.
Baron Rengers leest het in 1893 verschenen rapport van de Kollumer notaris Andreae over de grote teruggang van de vlasindustrie van de afgelopen vijftien jaar. In 1887 wordt 95% van de vlasproductie van ons land voor verdere verwerking uitgevoerd naar België. De 5% die resteert wordt gebuikt in het kader van werkverschaffing. Het is slecht voor de gezondheid van de arbeiders en betaalt weinig.
Na een gedegen studie over de vlasteelt en alles wat met de verwerking van het gewas te maken heeft, laat baron Rengers zich persoonlijk voorlichten in België. Hij reist samen met J.J. Westra naar een vlasfabriek in Neerpelt.
Met een startkapitaal van 100.000 gulden, uitgegeven in aandelen van 250 gulden, wordt begonnen. De N.V. Friesche Maatschappij van Vlasindustrie wordt opgericht en start op 24 november 1898 met de vlasfabriek in Mûnein. Zo wordt de werkeloosheid ook bestreden. Aan de werkomstandigheden van de arbeiders is ook terdege aandacht besteed. J.J. Westra wordt aangesteld als directeur.
Tot 1907 gaat het met ups en downs en kost het baron Rengers handenvol geld. Hij wil de fabriek echter niet sluiten omdat hij zijn verplichtingen tegenover personeel en aandeelhouders wil nakomen.
Sinds die tijd gaat het beter en wordt op de Burgerheide (Zwartkruis onder Noardburgum) in 1911 een tweede vlasfabriek gesticht. Yn de jaren vijftig werken er nog ongeveer 60 personen maar deze fabriek wordt in 1956 gesloten. Het fabrieksterrein aan de Kûkhernster Feart wordt tegenwoordig gedeeltelijk gebruikt als jachthaven en als werf voor plezierjachten.
Toen de tijden slechter werden, kreeg Westra de helft van het aandelenpakket met als voorwaarde dat hij de fabriek in Mûnein draaiende moet houden. In 1942 zoekt Westra een opvolger en dat wordt de heer Frits Wols uit Rotterdam. Wols wordt door baron Rengers goedgekeurd en hij wordt de rechterhand (onderdirecteur) van Westra.
Westra is een man van aanzien, maar iedereen weet dat hij wat heult met de Duitsers. Hij is echter erg ingenomen met z'n Mûneinsters en Noardburgumers. Westra wordt door de Nederlanders beschuldigd dat hij Duitsgezind is (NSB'er) en komt in een strafkamp. Daar verblijft hij anderhalf jaar en krijgt een boete. In de Tweede Wereldoorlog moeten gezinnen worden ingekwartierd. Zo ook aan de Rijksstraatweg 22. In eerste instantie twee gezinnen, later maar één.
Als baron Rengers in 1945 overlijdt ontvangt Westra de rest van de aandelen. Wols trouwt in 1945 en trekt bij de familie Westra in. Westra sterft in 1955.
Met de vlasindustrie gaat het bergafwaarts.
De Russen maken de industrie kapot. Vlas van 13 en een halve gulden per kilo zakt naar 50 cent per kilo. Men kan het hoofd niet meer boven water houden en de vlasfabriek in Mûnein en het huis in Hurdegaryp moeten worden verkocht. Wols, die na het overlijden van Westra in het huis kan blijven wonen, moet ook al snel andere huisvesting zoeken en verhuist naar Rotterdam. In mevrouw Wols haar familie bestaat een farmaceutisch bedrijfje in Uden. Wols maakt er een bloeiend bedrijf van met zo'n 60 man personeel. In het bedrijf worden infusies, injectienaalden enz. gemaakt. Al met al heeft de familie Wols 12 jaar aan de Rijksstraatweg 22 gewoond.
Door de slechte vlasprijs wordt de fabriek in Mûnein aanvankelijk in 1957 gesloten. Maar in 1958 toch weer geopend na de overname door de gebroeders E. en P. Huisman die een vlasbedrijf in 's Gravendeel exploiteren. E. Huisman wordt directeur en vestigt zich aan de Rijksstraatweg 21 in Hurdegaryp. Door de concurrentie van goedkoop Russisch vlas sluit de fabriek op 24 april 1967 toch definitief en wordt verkocht aan Export Slagerij G.S. Dijkstra in Murmerwoude (op 1 januari 1971 met Akkerwoude en Dantumawoude samengevoegd tot Damwâld) die er een varkens- en kalvermesterij in wil vestigen.
In 1989 wordt een gedeelte van de eerdere fabrieksgebouwen tot woonruimte verbouwd. Daarbij is getracht de originele bouwstijl zoveel mogelijk te behouden. De fabrieksschoorsteen staat nog fier overeind en is nog steeds van verre te zien. Sinds 2009 is in dit unieke pand een Thomashuis gevestigd. In de eerdere fabriekshal zijn negen royale zit/slaapkamers gecreëerd die de cliënten naar eigen inzicht kunnen inrichten.
Gebouwen vlasfabriek 1994 - foto website erfgoedtrynwâlden.nl
Op 4 januari 1957 wordt het huis aan de Rijksstraatweg 22 voor 27.500 gulden verkocht aan de familie Moojen. Henricus Moojen is vertegenwoordiger van Vermeulen Bouwmaterialen in Leeuwarden. Dit gezin, man, vrouw en vijf kinderen, heeft helaas heel wat van de oorspronkelijke staat van het huis in negatieve zin gewijzigd.
In 1985 is het huis aangekocht door de familie Abe en Froukje Hijma. Waar tegenwoordig de keuken zit, was vroeger een kantoor met er tussenin schuifdeuren. Op het kantoor was een meisje voor de administratie. Later wordt in het schuurtje een kantoor gemaakt. Enige tijd geleden heeft Abe daar de wc nog uitgehaald. De slaapkamer naast het schuurtje is er destijds ook bijgebouwd omdat het huis te klein werd voor het aantal kinderen en de dienstmeisjes.
De Hijma's hebben de laatste jaren veel werk verzet om, met 'oude bouwmaterialen', het huis weer zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat terug te brengen.
1) Baron Rengers zet hem niet alleen in voor de Trynwâlden maar voor de hele provincie op onder meer het gebied van de agrarische industriële ontwikkeling. Vooral de zuivel- en vlasindustrie hebben zijn grote belangstelling.
Aan het einde van de negentiende eeuw zijn er nogal wat particuliere boterfabriekjes. Het bereiden van boter gaat lang niet altijd zoals het hoort. De kwaliteit is soms bedenkelijk en daardoor kan Fryslân de concurrentie met bijvoorbeeld de Deense boter lang niet meer aan. Voor baron Rengers een argument om, in sommige gevallen persoonlijk, de boeren zover te krijgen om in coöperatief verband een zuivelfabriek te bouwen.
Zijn inspanningen worden beloond. In 1896 kan de Coöperatieve Stoomzuivelfabriek Trynwâlden en Omstreken te Gytsjerk met de productie starten.
De fabrieksgebouwen en de karakteristieke fabriekshuizen staan er nog wel, maar de fabriek zelf is door de sanering in de zuivelindustrie al vele jaren geleden gesloten.
Diverse (kleine) ondernemers hebben er nu hun bedrijf(je) in.
Nadat hij in 1904 het Landbouwhuis te Leeuwarden heeft mee opgericht, wordt in 1913 te Leeuwarden de Coöperatieve Condensfabriek Friesland 2) gesticht. Bij de oprichting zijn er 42 fabrieken bij aangesloten. Baron Rengers heeft zich ook zeer voor de totstandkoming van deze coöperatie ingezet. Als waardering wordt hij tot voorzitter benoemd. De "CCF" bestaat niet meer als zelfstandig zuivelbedrijf. Na diverse fusies is deze coöperatie in 2008 opgegaan in het huidige FrieslandCampina.
De stichting van de Coöperatieve Voorschot en Spaarbank te Oentsjerk en de oprichting van de Friese Coöperatieve Exportslachterij te Akkrum, zijn ook grotendeels het werk van baron Rengers.
Hij was ook betrokken bij de ruilverkaveling, vooral op Ameland. Daardoor is er in Ballum vast ook de Baron Rengersweg ontstaan.
2) FrieslandCampina
Eind december 2008 ontstaat FrieslandCampina uit twee grote Nederlandse coöperaties: Friesland Foods en Campina. Twee zuivelondernemingen met een vergelijkbare ontstaansgeschiedenis.
1871
In 1871 bundelen boeren hun krachten en stichten plaatselijke zuivelfabrieken. Ze doen dat om hun marktpositie te versterken en om de afzet van hun melk veilig te stellen, want zonder moderne koelingstechnieken moeten de boeren samenwerken om de melk te distribueren voordat die gaat bederven.
Een aantal van de boerderijen uit de 19e eeuw is nog steeds verbonden aan FrieslandCampina. En net als hun voorouders voelen de boeren zich ook nu nog nauw verbonden met de regio en staan ze midden in de samenleving. Door de jaren heen hebben deze boeren samen met de medewerkers van FrieslandCampina een wereldomvattend zuivelbedrijf opgebouwd.
De wortels
FrieslandCampina heeft een lange en succesvolle geschiedenis die begint in 1871. Succes dat direct voortvloeit uit een bedrijfscultuur die wordt gekenmerkt door samenwerking, betrokkenheid en daadkracht. FrieslandCampina is een internationaal bedrijf. Niet alleen actief in Europa, maar ook in veel landen buiten Europa is de onderneming stevig geworteld in de samenleving.
Friesland en Campina
De naam FrieslandCampina weerspiegelt een rijk verleden: Fryslân staat bekend om zijn groene weiden, blauwe luchten, zijn meren en uiteraard zijn Friese stamboekvee.
Campina
Is de naam die de Romeinen ongeveer 2000 jaar geleden gaven aan de bossen, velden en weiden van de Zuid-Nederlandse Kempen.
Regionale coöperaties in de 20e eeuw
In de loop van de 20e eeuw gaan lokale coöperaties op in regionale coöperaties, die weer onderdeel worden van landelijke coöperaties. De fusies volgen elkaar soms in hoog tempo op.
© HJvB 06-2021
Onderstaande tekst is ook te lezen op:
www.hurdegaryp.nl - knop DORPSBELANGEN en vervolgens de knop Extra info lessenaars.
Foto: Harry J. van Borkulo
Historie
Bouwjaar: | 1961-1963 |
Architect: | ir. Abe Bonnema (1926-2001) |
Tuinontwerp: | W.J. (Mien) Ruys (1904-1999) |
Tegenwoordige eigenaar: | Vereniging Hendrick de Keyser |
Op een deel van het perceel waar in 1961 tot 1963 het woon-werkhuis van ir. Abe Bonnema verrees, was voorheen het boerenbedrijf (veehouderij) van de familie Reitsma gevestigd. Van 1706 tot 1902 woonde en boerde deze invloedrijke familie op het Galeslot. De laatste bewoners van de boerderij aan de Rijksstraatweg waren Anne Boonstra en zijn gezin. Boonstra boerde er van 1945 tot 1961.
Het eigen huis met kantoor (woon-werkhuis) dat Bonnema aan het begin van zijn loopbaan als architect liet bouwen in Hurdegaryp, geldt als een monument van de naoorlogse woningarchitectuur in Nederland. Het woon-werkhuis is bestempeld als rijksmonument.
Bonnema nam resoluut afstand van de ouderwetse architectuur- en woonopvattingen waarmee hij in zijn jonge praktijk werd geconfronteerd en trad in de voetsporen van modernistische grootheden als Le Corbusier, Mies van der Rohe en Charles Eames. Hun baanbrekende woonhuisontwerpen hadden overtuigend aangetoond dat met moderne constructiemethoden en materialen prachtige huizen konden worden gemaakt, waarin eigentijds kon worden gewoond. Het huis is een voorbeeld van duurzaam materiaalgebruik, van eenvoudige en natuurlijke materialen.
Trefzeker maakte Bonnema met dit radicale ontwerp duidelijk waar hij als architect voor stond. Het huis is een toonbeeld van het naoorlogs modernisme en een voorbeeld voor het pragmatisch functionalisme waar hij voor stond: het gebouw als gebruiksartikel.
In essentie is het gebouw een rechthoekige doos met vloeren en een dak van beton. Een reeks van stalen portaalspanten houdt alles overeind, geholpen door een gemetselde kern voor de vereiste stijfheid. De gevels staan los van deze constructie en dragen geen last. Van de vrijheid die dat biedt heeft Bonnema gebruik gemaakt door onder dak en verdiepingsvloer rondom bandvensters aan te brengen. Het overige is een spel van open en gesloten vlakken, met aan de westkant vooral glas en aan de meer gesloten oostkant veel onbehandeld hout.
Het huis is een toonbeeld van het nieuwe denken over ruimtegebruik. De splitsing tussen dragende en niet-dragende delen zijn zichtbaar. De stalen constructie van het huis geeft het interieur een groot ruimtelijk effect. De ruimtes zijn vrij in te delen waardoor een functiewijziging geen grote gevolgen voor het ontwerp heeft. Verder zijn bijzonder de toepassing van zwevende vloeren, vrije plattegronden, visuele overgang tussen binnen en buiten en de combinatie van glas, hout en steen (zowel natuursteen als baksteen). Het huis is een voorbeeld van duurzaam materiaalgebruik, van eenvoudige en natuurlijke materialen en een voorbeeld van de technische innovaties die zijn toegepast in het ontwerp zoals het verlaagde plafond en thermische isolatie.
In het eveneens vrij indeelbare interieur zijn met dunne wanden en ruimte scheidende elementen domeinen afgebakend voor de verschillende functies. Bonnema hield wonen en werken niet strikt uit elkaar. Op de bovenverdieping was behalve de tekenkamer voor de architecten ook de enige slaapkamer van de woning gesitueerd. Beneden waren, naast de representatieve woonkamer die Bonnema 'ontvangstkamer' noemde, onder meer een vergaderkamer en een werkruimte te vinden.
Het pand is begin jaren zestig ontworpen als het kantoor van het Architectenbureau Bonnema en waar tevens overnachten mogelijk was. Tot de jaren zeventig van de twintigste eeuw was het pand in gebruik als atelier van het architectenbureau Bonnema. Op de verdieping bevonden zich enkele woonvertrekken waar de architect (en in de weekeinden zijn vrouw) verbleven.
De omliggende tuin, een ontwerp van Mien Ruys ter grootte van een klein park, is door de transparante gevels steeds dichtbij. Bij de aanleg is rekening gehouden met een aantal aanwezige oude bomen op het terrein. Zoals de oude kastanje die Gerrit Vlaskamp*) daar waarschijnlijk in 1867 heeft laten planten. De boom is op zaterdag 25 juli 2015 door de zomerstorm gesneuveld en gedeeltelijk op het huis van de buren gevallen. De familie Collicchia was daar altijd al bang voor. De familie woont al 40 jaar naast de boom en heeft altijd gezegd dat het niet veilig was dat de kastanjeboom er nog stond. Er zijn rechtszaken over de oude boom geweest tussen Abe Bonnema en de familie Collicchia. Bonnema moest daarna meestal weer overhangende takken van de boom laten zagen.
Mien Ruys heeft in het ontwerp gebruik gemaakt van de vaak in haar werk terugkerende elementen zoals aansluiting tussen huis en tuin, heggen, hoogteverschillen, tegels, paaltjes als begrenzing, scherpe hoeken en een vijver.
Huis en tuin vormen een samenspel tussen het grillig natuurlijke en het rechte artificiële ontwerp. Het huis en de tuin vormen een eenheid door de visuele overgang van binnen en buiten.
Begin jaren zeventig verhuisde het architectenbureau naar Villa Nova aan de Pôllesingel 2.
Toen betrokken de architect en zijn vrouw Marcella het eerdere woon-werkhuis aan de Rijksstraatweg permanent.
Abe Bonnema overleed op 9 augustus 2001. Het huis heeft daarna verschillende bewoners gekend. De huidige eigenaar van het gebouw - de Vereniging Hendrick de Keyser - verhuurt het.
Foto: https://www.hendrickdekeyser.nl
*) Gerrit Lambertus Vlaskamp geboren te Dokkum op 1 januari 1834 als zoon van boomkweker en aanlegger van tuinen Lambertus Vlaskamp (1807-1854) en Antje Eilderts Klaver (1807-1869).
De Vlaskampen waren al generaties lang hovenier, ze komen oorspronkelijk uit Varsseveld bij Doetinchem. Twee broers, Lambart, geboren in 1746 en Arent, geboren in 1751, zochten hun geluk in het Westland.
Daar stonden meer dan 100 buitens van vermogende mensen, die tuinen naar de nieuwste mode wilden.
Toen Lambart, de overgrootvader van Gerrit, 26 jaar oud was, vertrok hij van Rijswijk naar Waaxens. (Nu Waaksens, gemeente Noardeast-Fryslân). Daar stond de state Tjessens, waar de familie Van Harinxma thoe Slooten woonde.
In Rijswijk woonden ook Van Harinxma thoe Slootens. Aangenomen wordt dat Lambart door familiebetrekkingen in Waaksens terecht kwam. Broer Arent is in Delft beland en hij is ook 26, als hij in 1777 zijn broer achterna reist naar Waaksens. Het was kennelijk de bedoeling dat Arent zijn broer zou opvolgen, want ze hebben samen één jaar op state Tjessens gewerkt. (Op 31 oktober 2019 zijn twee hekpijlers geplaatst die de voormalige entree van de state Tjessens markeren. Het hele terrein van de terp en voormalige state is een archeologisch rijksmonument.)
In 1778 verhuist Lambart naar het nabijgelegen Harsta State in Hegebeintum, een oude state, die al in 1511 wordt genoemd. Arent is ambitieus, hij heeft maar twee jaar op state Tjessens gewerkt. In november 1779 gaat hij als tuinbaas naar Kingma State in Zweins bij Franeker. Bijna drie jaar later, op 5 juni 1782, wordt hij benoemd tot hortulanus van de Universiteit van Franeker. De hortulanus is de beheerder van de wetenschappelijke plantentuin. Hij zal dat blijven tot in 1811. Toen werd de universiteit op bevel van Napoleon opgeheven. Lambart blijft in het noorden van Friesland, in 1782 begint hij een hoveniersbedrijf in Holwerd.
Zijn kleinzoon Lambertus (1807-1854) sticht een boomkwekerij in Rinsumageast.
Daarnaast is hij aanlegger van tuinen. Als de alom bekende tuinontwerper Lucas Pieters Roodbaard (Rolde 20-01-1782 - Leeuwarden 23-05-1851) ouder wordt, neemt Lambertus zijn werk over. Zo is het grootste gedeelte van Fogelsangh State in Veenklooster van de hand van Lambertus. Roodbaard werkte in Fryslân, Groningen en Drenthe. Hij maakte meer dan 50 ontwerpen voor onder meer parken en tuinen bij buitenplaatsen. Bekende werken van zijn hand in de directe omgeving van Hurdegaryp zijn: de Prinsentuin te Leeuwarden, de tuin van het Poptaslot te Marsum, Vijversburg te Swarteweisein/Tytsjerk, Stania State te Oentsjerk, de Klinze te Aldtsjerk en Fogelsangh State te Veenklooster. Roodbaard is begraven op de door hem zelf ontworpen Stadsbegraafplaats van Leeuwarden.
Na het overlijden van Roodbaard in 1851, plaatst Lambertus Vlaskamp een advertentie om zich "aan te recommanderen tot het aanleggen van buitenplaatsen en tuinen, alsmede tot het maken van plannen of tekeningen. Kan bewijzen van bekwaamheid leveren en belooft een goede bediening." Het gaat echter bergafwaarts met Lambertus. In 1854 ging het helemaal mis, hij kwam als landloper in Veenhuizen terecht en is daar al na drie maanden op 46 jarige leeftijd tijdens een cholera-epidemie overleden. In dat jaar 444 stierven mensen in Veenhuizen.
Zijn vrouw Antje was vlak voor de opname van Lambertus in Veenhuizen, verhuisd naar Hurdegaryp. Ze bleef achter met 8 kinderen.
De oudste zoon Gerrit, was 20 toen zijn vader stierf. Hij stond voor de taak de kost te verdienen voor zijn moeder en zijn zeven broers en zusters. Hij werkte al samen met zijn vader, hij pakte de draad op en plaatste meteen een advertentie. Het ging kennelijk meteen goed, want daarna heeft hij niet weer geadverteerd.
Van de periode 1854-1861 is vrijwel niets over Gerrit bekend. Uit de Grootboeken van boomkwekerij Bosgra uit Burgum, die vanaf 1861 zijn bewaard, blijkt dat hij meer dan 350 tuinen en parken in het noorden van Nederland heeft aangelegd.
De eerste tuinen, die Gerrit Vlaskamp ontwierp, dateren van ongeveer 160 jaar geleden.
In de 19de eeuw kwam ook in Friesland de landschapsstijl in de mode. Al in 1804 heeft hortulanus Arent Vlaskamp een Engelse tuin aangelegd bij Schatzenburg in Dronryp. De broers Arent en Lambart hadden kennis gemaakt met de nieuwe tuinstijl toen ze op de grote buitens in het Westland werkten waar de Engelse landschapsstijl werd geïntroduceerd.
Gardeneske tuinstijl
Gerrit Vlaskamp was de smaakbepalende hovenier en tuinontwerper van de tweede helft van de negentiende eeuw. Zijn clientèle was breder dan die van Roodbaard. De enorme vraag naar zuivelproducten en in het bijzonder naar Friese boter, deed de Friese economie opbloeien. Voor de boeren braken gouden tijden aan en dat lieten zij graag zien. Ook de kerken waren door de hoge pachtprijzen rijk. Rentenierende boeren, kerkvoogden, welgestelde burgers in dorp en stad lieten grote neoclassicistische huizen bouwen.
Daar moest vanzelfsprekend een fraaie tuin bij worden aangelegd. De tuinen waren natuurlijk minder groot dan bij de adellijke buitenhuizen maar ze werden toch in een afgeleide van de Engelse landschapsstijl ontworpen, de zogenaamde gardeneske stijl.
Het waren romantische tuinen met slingerpaden en verspreid in het gras bloemperken, vijvers, een heuveltje met een prieel of boom, verder bijzondere bomen en mooie doorkijkjes.
Friesland kent nog enkele dorpen waar een aantal Vlaskamptuinen 'geclusterd' in voorkomt. Mantgum is daar misschien wel het mooiste voorbeeld van. In 1871 kreeg de hervormde pastorie een Vlaskamptuin. Het jaar daarop bestelden drie van de zes kerkvoogden uit het dorp ook een 'Vlaskamp'. Uiteindelijk heeft hij in het dorp maar liefst 12 tuinen aangelegd. Deze 'clustering' van tuinen met eenzelfde vormentaal, werd daarmee beeldbepalend voor het hele dorp. Parkachtige tuinen met solitaire bomen, groepjes heesters en bloemperken in het gras, al of niet met een boomgaard. Dat de meeste tuinen de tand des tijds niet hebben doorstaan zal duidelijk zijn, maar toch ademt het dorp nog een sfeer van 'oud groen'.
In het Wilhelminapark in Sneek staan nog vele bijzondere bomen uit de tijd van Vlaskamp. In 1897 werd Vlaskamp door de voogden van het Old Burger Weeshuis gevraagd een ontwerp te maken voor een nieuw aan te leggen Volkspark. Het aantal wezen daalde aan het eind van de eeuw en de voogden besloten geld beschikbaar te stellen aan doelen die een bijdrage zouden leveren aan het welzijn van de gehele Sneker samenleving. Na het planten van een lindeboom in 1898 ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina, kreeg het de naam Wilhelminapark. Precies een eeuw later, in 1998, kreeg het park de status van rijksmonument. Na het Vondelpark in Amsterdam, het 2de publieke park in Nederland wat deze status kreeg.
Vlaskamp liet zijn parken en tuinen aanleggen door hoveniers, maar begeleidde het proces actief. Hij woonde zelfs vaak tijdelijk op locatie.
Aly van der Mark start met haar onderzoek
In 2009 start oud-dorpsgenote Aly van der Mark een onderzoek naar het leven van Gerrit Lambertus Vlaskamp. Haar man, Ids Westra, is een zoon van Wijbe Gabes Westra. Hij had een kwekerij aan de Stationsweg 30. Die kwekerij is in 1896 gesticht door Gabe Wijbes Westra, de grootvader van Ids. Gabe’s moeder was Jitske Vlaskamp, de jongste zuster van Gerrit. Hij was een oudoom van Ids. Aly en Ids woonden tot voor een paar jaar in het ouderlijk huis van Ids.
Toen Aly begon met haar onderzoek was er slechts weinig bekend over Gerrit Vlaskamp. Wel was in de familie bekend dat hij de Wilhelminaparken in Grou en Sneek en het Westerpark (het Vosseparkje) in Leeuwarden heeft ontworpen. Totdat Aly een aantal jaren geleden werd getipt door Philippus Breuker.
Een bijzondere vondst
Breuker is oud-hoogleraar Friese taal en letterkunde, maar bovenal kenner van de Friese historie. Hij vertelde Aly over de administratie van Boomkwekerij Bosgra ("Boomkweekerij Iephof"). Ten tijde van Vlaskamp gevestigd in Burgum. De kwekerij was gevestigd op het terrein tussen het adres Schoolstraat 99 en "Singelland Burgum". Hier staat thans het appartementencomplex "Iephof". Wegens uitdroging van de grond werd de kwekerij in de jaren tachtig verplaatst naar Twijzel/Buitenpost.
In de boeken van Bosgra vond Aly bestellingen van Vlaskamp. Voornamelijk voor tuinen van notabelenwoningen. Al snel werd duidelijk dat de oudoom van Ids veel meer had ontworpen en laten aanleggen dan gedacht.
Voor zover nu bekend zijn er slechts 11 tekeningen van Vlaskamps hand bewaard gebleven. Een daarvan bevindt zich in het gemeentearchief van Tytsjerksteradiel in Burgum. Het betreft het ontwerp van de tuin van het eerdere gemeentehuis van Tytsjerksteradiel.
Op de plaats waar tot 2017 de ABN AMRO Bank aan de Noordersingel 5 stond, is nu een plein. Het Jonkheer Hobbe Baerdt van Sminiaplein. Hier stond ooit de Sminia State. Hobbe Baerdt van Sminia liet nog voordat hij grietman van Tytsjerksteradiel werd, deze state in 1770 bouwen. Hij was grietman in een moeilijke tijd. Tot aan de komst van de Franse bezetters in 1795 bleef hij grietman, maar daarna werd hij afgezet. Later werd hij opgevolgd door zijn zoon Willem Livius en daarna door zijn kleinzoon jonkheer Hobbe Baerdt van Sminia. Die was grietman van 1823 tot 1851 en daarna tot zijn dood in 1858, de eerste burgemeester van Tytsjerksteradiel. Het latere Van Sminiahuis deed vanaf 1892 dienst als gemeentehuis. In 1935 werd het afgebroken omdat het plaats moest maken voor het doortrekken van de Noordersingel.
De tuin van het Van Sminiahuis was een ontwerp van Gerrit Vlaskamp. Het enige wat daar nu nog aan herinnert is de grote rode beuk die nog steeds aan de Noordersingel staat.
Aan het plein zal in 2021 worden gestart met de bouw van twee appartementencomplexen met op de begane grond horeca of detailhandel. Het derde complex komt aan de Tsjibbe Geartsstrjitte. Er komen in totaal 30 tot 35 appartementen verdeeld over de drie gebouwen genoemd De Drie van Sminia: De Edelman, De Koopman en De Werkman.
De firma Bosgra
De firma Bosgra heeft de administratie vanaf 1860 bewaard. Uit de fraai gebonden boeken op folioformaat blijkt dat Gerrit Vlaskamp ruim 350 tuinen en parken in het noorden van ons land ontwierp. Ongeveer 320 tuinen in Friesland, 32 in Groningen en 2 in Drenthe.
In de boeken staat steeds de opdrachtgever en degene die de tuin heeft aangelegd, gevolgd door de plantlijst. Hij heeft voor de fine fleur van Friesland en Groningen tuinen ontworpen. Voor de adel, notabelen en grote boeren. Veel is verdwenen, maar er is ook veel bewaard gebleven. En alles wat er nog staat, is monument. Dat varieert van complete dorpsgezichten, zoals in Mantgum en Warffum, tot monumentale bomen. Vaak een rode beuk, een plataan, bijzondere kastanjes, treurwilgen en treuressen.
De administratie van de firma Bosgra is heel uitgebreid, elke boom die verkocht is staat genoteerd. Van alle tuinen zijn de plantlijsten bewaard gebleven.
De boeken van de firma Bosgra, zijn geschonken aan Tresoar in Leeuwarden. 'De bewaarplaats van de geschiedenis van Fryslân'. De boeken zijn aldaar te bestuderen.
Zijn tuinen
In het najaar van 2011 wordt het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen door Landschapsbeheer Friesland gevraagd om de Friese en Groningse tuinen van Vlaskamp te inventariseren op basis van de teruggevonden bestellijsten in de kasboeken van de boomkwekerij De Iephof van Bosgra en het voorbereidende onderzoek van Aly. Niet alleen wordt hun gevraagd een inventarisatie te doen maar óók of er op basis van die inventarisatie iets valt te zeggen over de specifieke kenmerken van een Vlaskamptuin.
September 2013 brengt Anne Wolf van de RUG met bijdragen van Stieneke van der Wal en Ietse-Jan Stokroos verslag uit: Vlaskamptuinen in Friesland en Groningen.
Inventarisatierapport van parken en tuinen van Gerrit Vlaskamp
Het kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen stelt dat nog 34% van de Vlaskamptuinen als zodanig herkenbaar is.
Vlaskamp hield erg van kleurtegenstellingen en nieuwe, exotische planten. Hij heeft in 79 dorpen en steden in Friesland en in 16 dorpen en steden in Groningen zijn sporen nagelaten. In Hurdegaryp staan aan de Rijksstraatweg nog diverse monumentale (beuken)bomen die alle tussen 1860 en 1880 op advies van Vlaskamp zijn geplant.
Gerrit Vlaskamp bleef ongehuwd. Hij woonde aan de Rijksstraatweg wat nu genummerd is als 145. Vlaskamp overleed op 12 juni 1906 op 72-jarige leeftijd in Hurdegaryp.
Renovatie historische tuin Bennema State
Voordat de Sintrale As en de Noarder Omwei in 2016 werden geopend, was het erg druk in de dorpskern van Hurdegaryp. Door de opening van die nieuwe wegen daalde het aantal verkeersbewegingen echter grandioos. Van 20.000 tot ongeveer 2000 per etmaal. Het is er dus nu erg rustig. Voor het woon-zorgcomplex Bennema State, onderdeel van Noorderbreedte, betekende dat de weg verkeersluw zou worden en hier zag men kansen om het complex van buiten een nieuwe uitstraling te geven. Doordat de tuin de afgelopen jaren in verval was geraakt, werd besloten om de tuin te renoveren en hierbij de oude historie van Gerrit Vlaskamp in terug te brengen.
In samenwerking met studenten van het Nordwin College, Niemand aan de Zijlijn, Vrienden van Bennema State en de input van landschapsarchitecte Els van der Weijde en Aly van der Mark is er een creatief ontwerp ontstaan en tot uitvoering gebracht. Het verleden van deze tuin blijft in een nieuw jasje voortbestaan.
Kansen in Kernen (KIK)
In het kader van Kansen in Kernen, een gezamenlijke programma van provincie Fryslân en de gemeenten Dantumadiel en Tytsjerksteradiel voor de herinrichting van zes dorpen na aanleg van de Sintrale As, krijgt het Stationskwartier Hurdegaryp een groene en eigentijdse uitstraling geïnspireerd op het gedachtegoed van Gerrit Vlaskamp.
Vlaskamptunnel Hurdegaryp open
De spooronderdoorgang in de Rijksstraatweg in Hurdegaryp is op dinsdag 5 november 2019 officieel geopend. Tijdens die plechtigheid zijn de laatste 2 tegeltjes met daarop respectievelijk de tekst: IEPENING en 5-11-19 op de wand van de tunnel geplaatst. De tunnel was een wens van het dorp omdat er veel moest worden gewacht voor het spoor. ProRail wilde ook wel van de drukke spoorwegovergang af. Naast de onderdoorgang is een fiets- annex loopbrug aangelegd, waardoor scholieren van het nieuwe Tjalling Koopmans College (SvPO) en overige reizigers vanaf het station de verkeersweg niet hoeven over te steken. Vanaf 14 december 2020 rijdt er een extra sneltrein tussen Leeuwarden en Groningen. Dit betekent dat er per uur 4 stoptreinen en 4 sneltreinen de Rijksstraatweg bovenlangs passeren.
Ideeën Vlaskamp in de tunnel
Gedeputeerde Avine Fokkens plaatste een van de laatste tegeltjes. "Ik ben heel 'grutsk'. Het is een heel mooie tunnel en ik ben ook blij dat-ie vernoemd is naar een beroemd tuinarchitect; Gerrit Vlaskamp. Zijn gedachtegoed, veel groen en veel slingers, zie je ook heel goed terug in het tegelwerk in de tunnel."
De keramische tegels zijn gebakken door Koninklijke Tichelaar B.V. uit Makkum. De onderdoorgang is helemaal geïnspireerd op Vlaskamps stijl. Daarin is zijn Engelse landschapsstijl duidelijk herkenbaar. Zijn originele handtekening - G(errit) L(ambertus) Vlaskamp - is op de beide zijwanden van het spoorviaduct geplaatst.
Vloeiende, ronde lijnen
Gerrit Vlaskamp werd bekend om de vloeiende, ronde lijnen in zijn park- en tuinontwerpen. Next Architects uit Amsterdam heeft die stijl goed weten te treffen in het tunnelontwerp. Het stelt een groen gemêleerd landschap voor, afgewisseld met crèmekleurige wandelpaden en blauwe vijvers.
Pittige uitdaging
De Gerrit Vlaskamptunnel betekende technisch een pittige uitdaging voor Maciej en zijn mannen legt Maciej Truszkowski uit. Met zijn Poolse landgenoot en compagnon Dawid Maksymow is hij eigenaar van DMT Group. "Kijk maar eens om je heen: alleen maar rondlopende tunnelwanden, die ook nog eens achteroverhellen. Hierdoor moesten we de steigers op vijf meter hoogte ook aanpassen met een extension, om bovenin te kunnen tegelen en voegen. De enige rechte lijn in het werk is de bovenkant van de tunnelwanden. We hebben op dit project dan ook van boven naar beneden getegeld in plaats van andersom, wat gebruikelijk is. En onderaan hadden we veel snijwerk door de aflopende tunnelwanden."
De onderdoorgang is 150 meter lang. In drie maanden tijd verlijmde DMT Group hier 570 m² speciaal voor dit project gebakken handgevormde Tichelaar-tegels. De ruim 40.000 geglazuurde tegels van 21,5 x 6,5 cm keurig in kisten uitgestald op het werk, vergden veel van het vakmanschap van de tegelzetters. Om het ontwerp goed in te vullen, qua maatvoering en op gemengde kleurnuances, was één man bij de kisten voortdurend bezig met het selecteren van de tegels tot sets van 300. Die bracht hij vervolgens naar de vijf tegelzetters in de tunnel, die hierdoor zelf geen uitzoekwerk hadden.
De onderdoorgang en het spoorviaduct werden gebouwd door Heijmans Civiel Projecten, in opdracht van ProRail en de Provinsje Fryslân en heeft 15,5 miljoen euro gekost.
Een kleine greep uit naslagwerken en documentaires over Gerrit Vlaskamp
Gerrit Vlaskamp, een vergeten tuinarchitect
2010 - Auteur Aly van der Mark. Uitgave: Stad en Lande Groningen, nr. 1, 2010.
"Toen wij in 1976 op de kwekerij van de familie van mijn man in Hurdegaryp kwamen wonen kon ik niet bevroeden dat ik 33 jaar later volkomen in de ban zou raken van de geschiedenis van deze tuindersfamilie, die in het noorden van Nederland veel sporen heeft nagelaten, niet alleen in Friesland, maar ook in Groningen. De kwekerij is in 1896 gesticht door Gabe Westra, de grootvader van mijn man Ids Westra. Gabe's moeder was Jitske Vlaskamp. Jitske's oudste broer was Gerrit Vlaskamp, hij was tuinarchitect."
Het prieel op de heuvel
14 juni 2013 - Aly van der Mark presenteert haar boek "Het prieel op de heuvel", over zes generaties Vlaskamp.
De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp
5 en 6 april 2014 - Het Fries Museum opent de tentoonstelling: De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp. In de tentoonstelling waren twee projecties te zien waar tuinen en parken van Vlaskamp werden getoond. Deze werden afgewisseld met afbeeldingen van bomen, heesters, planten, tuinsieraden en portretten van opdrachtgevers.
Het gelijknamige boek is op 5 april tijdens de officiële opening van de tentoonstelling gepresenteerd.
Auteurs: Alice Booij, Jan Holwerda, Nico Kloppenborg, Kees Kuiken, Yme Kuiper, Frans Leenders, Aly van der Mark, Rita Mulder-Radetzky, Carla S. Oldenburger-Ebbers, Willemieke Ottens, Trudy van Riemsdijk-Zandee, Willem van Riemsdijk en Landschapsbeheer Friesland.
Uitgever: Ernst Bruinsma / Afûk - 2014.
Tweedelige documentaire Omrop Fryslân over Gerrit Vlaskamp
April 2014. Fryslân Dok zendt de documentaires: "De Vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp", uit.
Via onderstaande links zijn deze documentaires op YouTube te openen.
© HJvB 06-2021
Understeande tekst is ek te lêzen op:
www.hurdegaryp.nl - knop DORPSBELANGEN en dêrnei de knop Extra info lessenaars.
Foto: Harry J. van Borkulo
Boujier: | 1961-1963 |
Arsjitekt: | ir. Abe Bonnema (1926-2001) |
Túnûntwerp: | W.J. (Mien) Ruys (1904-1999) |
Tsjintwurdige eigener: | Vereniging Hendrick de Keyser |
Op in part fan it perseel dêr't yn 1961 oant 1963 it wen-wurkhûs fan ir. Abe Bonnema boud waard, wie foarhinne de buorkerij fan de famylje Reitsma. Fan 1706 oant 1902 wenne en buorke dizze famylje fan kwizekwânsje op het Galeslot. De lêste bewenners fan de pleats oan de Ryksstrjitwei wiene Anne Boonstra en syn húshâlding. Boonstra buorke dêr fan 1945 oant 1961.
It eigen hûs mei kantoar (wen-wurkhûs) dat Bonnema oan it begjin fan syn karriêre as arsjitekt bouwe liet yn Hurdegaryp, jildt as in monumint fan de nei- oarlochske wenningarsjitektuer yn Nederlân. It wen-wurkhûs is bestimpele as ryksmonumint.
Bonnema naam resolút ôfstân fan de âlderwetske opfetting oer arsjitektuer en wenjen dêr't er yn syn jonge praktyk mei konfrontearre waard en gie fierder yn de fuotleasten fan modernistyske grutheden as Le Corbusier, Mies van der Rohe en Charles Eames. Harren baanbrekkende wenhûsûntwerpen hiene al goed sjen litten dat mei moderne konstruksjemetoaden en materialen prachtige huzen boud wurde koene, dêr't eigentiidsk yn wenne wurde koe.
Bonnema liet mei dit radikale ûntwerp hiel dúdlik sjen wêr't er as arsjitekt foar stie. It hûs is in toanbyld fan it nei-oarlochsk modernisme en in foarbyld fan it pragmatysk funksjonalisme dêr't er foar stie: it gebou as gebrûksartikel.
Yn de kearn is it gebou in rjochthoekige doaze mei flierren en in dak fan beton. In hiele rige fan stielen portaalspanten hâldt alles oerein, mei help fan in mitsele kearn foar de fereaske stivens. De gevels steane los fan dizze konstruksje en drage gjin lêst. Fan de frijheid dy't dat biedt makket Bonnema gebrûk troch ûnder it dak en de ferdjippingsflier bânfinsters oan te bringen. Fierder is it in boartsjen mei iepen en tichte flakken, mei oan de westkant foaral glês en oan de mear sletten eastkant in soad net behannele hout.
It hûs is in toanbyld fan it nije tinken oer it brûken fan romte. De splitsing tusken dragende en net-dragende dielen binne dúdlik te sjen. De stielen konstruksje fan it hûs jout it ynterieur in grut romtlik effekt. De romten binne frij yn te dielen en dêrtroch hat in funksjewiziging gjin grutte gefolgen foar it ûntwerp. Fierder binne de tapassing fan swevende flierren, frije plattegrûnen, fisuele oergong tusken binnen en bûten en de kombinaasje fan glês, hout en stien (sawol natuerstien as in bakstien) bysûnder. It hûs is in foarbyld fan it duorsum brûken fan ienfâldige en natuerlike materialen en in foarbyld fan de technyske ynnovaasjes dy't yn it ûntwerp tapast binne lykas in ferlege plafond en termyske isolaasje.
Yn it ek frij yn te dielen ynterieur binne mei tinne muorren en romte skiedende eleminten domeinen ôfbeakene foar de ûnderskate funksjes. Bonnema hâlde wenjen en wurkjen net hiel sekuer útinoar. Op de boppeferdjipping wie útsein de tekenkeamer foar de arsjitekten, ek de iennichste sliepkeamer fan it hûs. Under wiene, njonken de represintative wenkeamer dy't Bonnema 'ûntfangstkeamer' neamde, ek in gearkomsteseal en in wurkromte te finen.
It gebou is oan it begjin fan de sechstiger jierren ûntwurpen as it kantoar fan it Architectenbureau Bonnema. Der koe ek yn oernachte wurde. Oant de santiger jierren fan 'e tweintichste iuw wie it gebou yn gebrûk as atelier fan it arsjitekteburo. Op de ferdjipping wiene in pear wenromten dêr't de arsjitekt (en yn de wykeinen syn frou) taholden.
De omlizzende tún, in ûntwerp fan Mien Ruys, mei de grutte fan in lyts park, is troch de transparante gevels altyd tichteby. By de oanlis is rekken hâlden mei in tal oanwêzige âlde beammen op it terrein. Lykas de âlde kastanje dy't Gerrit Vlaskamp*) dêr yn 1867 nei alle gedachten plantsje litten hat.
De beam is op sneon 25 july 2015 troch de simmerstoarm sneuvele en foar in part op it hûs fan de buorlju fallen. De famylje Collicchia wie dêr altyd al bang foar. De famylje wennet al 40 jier njonken de beam en hat altyd sein dat it net fertroud wie dat de beam der noch stie. Der hawwe rjochtsaken oer de âlde beam west tusken Abe Bonnema en de famylje Collicchia. Bonnema moast dêrnei meastal wer oerhingjende tûken fan de beam ôfseagje litte.
Mien Ruys hat yn it ûntwerp gebrûk makke fan de faak yn har wurk weromkommende eleminten lykas de oansluting tusken hûs en tún, hagen, hichteferskillen, tegels, pealtsjes as begrinzging, skerpe hoeken en in fiver.
Hûs en tún foarmje in gearwurking tusken it tige ûnregelmjittich foarme natuerlike en it rjochte artifsjele ûntwerp. It hûs en tún foarmje in ienheid troch de fisuele oergong fan binnen en bûten.
Yn it begjin fan de santiger jierren ferhuze it arsjitekteburo nei Villa Nova oan 'e Pôllesingel 2.
Doe setten de arsjitekt en syn frou Marcella harren permanint nei wenjen yn it eardere wen-wurkhûs oan de Ryksstrjitwei.
Abe Bonnema is op 9 augustus 2001 ferstoarn. It hûs hat dêrnei ferskate oare bewenners hân. De hjoeddeistige eigener - de Vereniging Hendrick de Keyser - ferhiert it.
Foto: https://www.hendrickdekeyser.nl
*) Gerrit Lambertus Vlaskamp berne te Dokkum op 1 jannewaris 1834 as soan fan kweker fan beammen en oanlizzer fan tunen Lambertus Vlaskamp (1807-1854) en Antje Eilderts Klaver (1807-1869).
De Vlaskampen wiene al generaasjes lang hovenier, se komme fan oarsprong út Varsseveld by Doetinchem. Twa bruorren, Lambart, berne yn 1746 en Arent, berne yn 1751, sochten harren lok yn it Westland. Dêr stiene mear as 100 bûtens fan begoedige lju, dy't tunen nei de nijste moade hawwe woene.
Doe't Lambart, de oerpake fan Gerrit, 26 jier âld wie, ferfear er fan Rijswijk nei Waaksens yn Noardeast-Fryslân. Dêr stie de state Tjessens, dêr't de famylje Van Harinxma thoe Slooten wenne.
Yn Rijswijk wennen ek Van Harinxma thoe Slootens. Der wurdt oannommen dat Lambart troch famyljebannen yn Waaksens telâne kaam. Broer Arent is yn Delft belâne en hy is ek 26, as er syn broer yn 1777 efternei reizget nei Waaksens. It wie nei alle gedachten de bedoeling dat Arent syn broer opfolgje soe, want se hawwe tegearre ien jier op state Tjessens wurke.
(Op 31 oktober 2019 binne der twa hameiepealllen set dy't de eardere opreed fan de state Tjessens oanjouwe. It hiele terrein fan de terp en eardere state is in archeologysk ryksmonumint.)
Yn 1778 ferhuzet Lambart nei it tichteby lizzende Harsta State yn Hegebeintum, in âlde state, dy't al yn 1511 neamd wurdt. Arent is ambisjeus, hy hat mar twa jier op state Tjessens wurke. Yn novimber 1779 giet er as túnbaas nei Kingma State yn Sweins by Frjentsjer. Hast trije jier letter, op 5 juny 1782, wurdt er beneamd ta hortulanus fan de Universiteit fan Frjentsjer. De hortulanus is de behearder fan de wittenskiplike plantetún. Hy sil dêr bliuwe oant yn 1811. Doe waard de universiteit op befel fan Napoleon opheft. Lambart bliuwt yn it noarden fan Fryslân, yn 1782 begjint er in hoveniersbedriuw yn Holwert.
Syn pakesizzer Lambertus (1807-1854) stichtet in beamkwekerij yn Rinsumageast.
Dêneist leit er tunen oan. As de rûnom bekende túnûntwerper Lucas Pieters Roodbaard (Rolde 20-01-1782 - Ljouwert 23-05-1851) âlder wurdt, nimt Lambertus syn wurk oer. Sa is it grutste part fan Fogelsangh State yn Feankleaster fan 'e hân fan Lambertus. Roodbaard wurke yn Fryslân, Grinslân en Drinte. Hy makke mear as 50 ûntwerpen foar bygelyks parken en tunen by bûtens. Bekende wurken fan syn hân yn de neiste omkriten fan Hurdegaryp binne: de Prinsetún te Ljouwert, de tún fan it Poptaslot yn Marsum, Vijversburg yn Swarteweisein/Tytsjerk, Stania State yn Oentsjerk, de Klinze yn Aldtsjerk en Fogelsangh State yn Feankleaster. Roodbaard is begroeven op de troch him sels ûntwurpen Stadsbegraafplaats fan Ljouwert.
Nei it ferstjerren fan Roodbaard yn 1851, set Lambertus Vlaskamp in advertinsje om him "oan te rekommandearjen ta it oanlizzen fan bûtens en tunen, en ek ta it meitsjen fan plannen of teekeningen. Kin bewizen fan saakkundichheid leverje en seit in goede betsjinning ta." It giet lykwols by de berch del mei Lambertus. Yn 1854 gong it op 'e kop ferkeard, hy kaam as swalker yn Feanhuzen telâne en is dêr al nei trije moannen op 46-jierrige leeftiid ferstoarn troch de goalera epidemy. Yn dat jier 444 stoaren minsken yn Feanhuzen.
Syn frou Antje wie flak foar de opname fan Lambertus yn Feanhuzen, ferhuze nei Hurdegaryp. Se bleau oer mei acht bern.
De âldste soan Gerrit, wie 20 doe't syn heit kaam te ferstjerren. Hy stie foar de taak om de kost te fertsjinjen foar syn mem en syn sân bruorren en susters. Hy wurke al gear mei syn heit, hy naam de tried op en sette fuortdaliks in advertinsje. It gie winliken daliks goed, want dêrnei hat er net wer in advertinsje sette litten.
Fan it tiidrek 1854-1861 is amper wat oer Gerrit bekend. Ut de 'Grootboeken' fan beamkwekerij Bosgra út Burgum, dy't fan 1861 ôf bewarre binne, docht bliken dat er mear as 350 tunen en parken yn it noarden fan Nederlân oanlein hat.
De earste tunen, dy't Gerrit Vlaskamp makke, binne fan ûngefear 160 jier lyn.
IYn de 19de iuw kaam ek yn Fryslân de lânskipsstyl yn 'e moade. Al yn 1804 hat hortulanus Arent Vlaskamp in Ingelske tún oanlein by Schatzenburg yn Dronryp. De bruorren Arent en Lambart wiene yn 'e kunde kommen mei de nije túnstyl doe't se op 'e grutte bûtens yn it Westland wurken dêr't de Ingelske lânskipsstyl yntrodusearre waard.
Gardeneske tuinstijl
Gerrit Vlaskamp wie de smaakbepalende hovenier en túnûntwerper fan de twadde helte fan de njoggentjinde iuw. Syn kliïntêle wie breder as dy fan Roodbaard. De grutte fraach nei suvelprodukten en yn it bysûnder nei Fryske bûter, liet de Fryske ekonomy opbloeie. Foar de boeren brutsen gouden tiden oan en dat lieten se graach sjen. De tsjerken wiene troch de hege hieren ek ryk. Rintenierjende boeren, tsjerkfâden, begoedige boargers yn doarp en stêd lieten grutte neoklassisistyske huzen bouwe. Dêr moast fansels in moaie tún by oanlein wurde. De tunen wiene fansels net sa grut as dy by de aadlike bûtens mar se waarden dochs ôflaat fan de ûntwerpen fan de Ingelske lânskipsstyl, de saneamde gardeneske styl. It wiene romantyske tunen mei slingerjende paden en ferspraat yn it gers blomperken, fivers, in heuveltsje mei in prieel of beam, fierder bysûndere beammen en moaie iepeningen.
Fryslân hat noch in pear doarpen dêr't in tal Vlaskamptunen 'klustere' yn foarkomt. Mantgum is dêr faaks wol it moaiste foarbyld fan. Yn 1871 krige de herfoarme pastorij in Vlaskamptún. It jier dêrop bestelden trije fan de seis tsjerkfâden út it doarp ek in 'Vlaskamp'. Uteinlik hat er yn it doarp mar leafst 12 tunen oanlein. Dizze 'klustering' fan tunen mei deselde foarmen, waard dêrmei byldbepalend foar it hiele doarp. Parkeftige tunen mei solitêre beammen, groepkes strûken en blomperken yn it gers, al of net mei fruchtbeammen. Dat de measte tunen it net oant hjoed-de-dei úthâlden hawwe sil dúdlik wêze, mar dochs is der yn it doarp noch altyd de sfear fan 'âld grien'.
Yn it Wilhelminapark yn Snits steane noch in soad aparte beammen út de tiid fan Vlaskamp. Yn 1897 waard Vlaskamp troch de fâden fan it Old Burger Weeshuis frege in ûntwerp te meitsjen foar in nij oan te lizzen Volkspark. It tal wezen sakke oan de ein fan de iuw en de fâden besleaten jild beskikber te stellen oan doelen dy’t in bydrage leverje soene oan it wolwêzen fan de hiele Snitser mienskip. Nei it plantsjen fan in linebeam yn 1898 ta gelegenheid fan de ynhuldiging fan keninginne Wilhelmina, waard de namme Wilhelminapark. Krekt in iuw letter, yn 1998, krige it park de status fan ryksmonumint. Nei it Vondelpark yn Amsterdam, it 2de publike park yn Nederlân wat dizze status krige.
Vlaskamp liet syn parken en tunen oanlizze troch hoveniers, mar begelate it proses aktyf. Hy wenne sels faak tydlik op lokaasje.
Aly van der Mark begjint mei har ûndersyk
Yn 2009 begjint âld-doarpsgenoate Aly van der Mark in ûndersyk nei it libben fan Gerrit Lambertus Vlaskamp. Har man, Ids Westra, is in soan fan Wijbe Gabes Westra. Hy hie in kwekerij oan de Stasjonswei 30. Dy kwekerij is yn 1896 stichte troch Gabe Wijbes Westra, de pake fan Ids. Gabe's mem wie Jitske Vlaskamp, de jongste suster fan Gerrit. Hy wie dus in âldomke fan Ids. Aly en Ids wennen oant foar in pear jier yn it âlderlik hûs fan Ids.
Doe't Aly begûn mei har ûndersyk wie der amper wat oer Gerrit Vlaskamp bekend. Wol wie yn de famylje bekend dat er de Wilhelminaparken yn Grou en Snits en it Westerpark (Vosseparkje) yn Ljouwert ûntwurpen hat. Oant Aly in tal jierren ferlyn tipt waard troch Philippus Breuker.
In bysûndere fynst
Breuker is âld-heechlearaar Fryske taal en letterkunde, mar boppe-al kenner fan de Fryske skiednis. Hy fertelde Aly oer de administraasje fan Boomkwekerij Bosgra ("Boomkweekerij Iephof"). Yn 'e dagen fan Vlaskamp fêstige yn Burgum. De kwekerij wie op it terrein tusken it adres Skoalstrjitte 99 en "Singelland Burgum". Hjir stiet no it appartemintekompleks "Iephof". Fanwegen it útdrûgjen fan 'e grûn waard de kwekerij yn de jierren tachtich fan de foarige iuw ferpleatst nei Twizel/ Bûtenpost.
Yn de boeken fan Bosgra fûn Aly bestellingen fan Vlaskamp. Meast foar tunen fan minsken fan kwizekwânsje. Al gau waard dúdlik dat de âldomke fan Ids folle mear ûntwurpen en oanlizze litten hie as tocht.
Foar safier't oant no ta bekend binne der mar 11 tekeningen fan Vlaskamps hân bewarre bleaun. Ien dêrfan leit yn it gemeente-argyf fan de gemeente Tytsjerksteradiel yn Burgum. It giet om it ûntwerp fan de tún fan it eardere gemeentehûs fan Tytsjerksteradiel.
Op it plak dêr't oant 2017 de ABN AMRO Bank oan de Noordersingel 5 stie, is no in plein. It Jonkheer Hobbe Baerdt van Sminiaplein. Hjir stie ienris de Sminia State. Hobbe Baerdt van Sminia liet noch foar't er grytman fan Tytsjerksteradiel waard, dizze state yn 1770 bouwe. Hy wie grytman yn in drege tiid. Oant de komst fan de Frânske besetters yn 1795 bleau er grytman, mar dêrnei waard er ôfset. Letter waard er opfolge troch syn soan Willem Livius en dêrnei troch syn pakesizzer jonker Hobbe Baerdt van Sminia. Dy wie grytman fan 1823 oant 1851 en dêrnei oant syn dea yn 1858, de earste boargemaster fan Tytsjerksteradiel.
It lettere Van Sminiahuis die fan 1892 ôf tsjinst as gemeentehûs. Yn 1935 waard it ôfbrutsen om plak te meitsjen foar it trochlûken fan de Noordersingel.
De tún fan it Van Sminiahuis wie in ûntwerp fan Gerrit Vlaskamp. It iennichste wat dêr no noch oan tinken docht is de mânske reade bûkebeam, dy't noch altyd oan de Noordersingel stiet.
Oan it plein sil yn 2021 úteinset wurde mei de bou fan twa appartemintekompleksen mei ûnderoan hoareka- of detailhannel. It tredde kompleks komt oan de Tsjibbe Geartsstrjitte. Der komme mei-inoar 30 oant 35 apparteminten ferdield oer de trije gebouwen mei de namme De Drie van Sminia: De Edelman, De Koopman en De Werkman.
De firma Bosgra
De firma Bosgra hat de administraasje fan 1860 ôf bewarre. Ut de fraai ynbûne boeken op folioformaat docht bliken dat Gerrit Vlaskamp goed 350 tunen en parken yn it noarden fan ús lân ûntwurpen hat. Sa'n 320 tunen yn Fryslân, 32 yn Grinslân en 2 yn Drinte.
Yn de boeken stiet altyd de opdrachtjouwer en dejinge dy't de tún oanlein hat, folge troch de plantlist. Hy hat foar de elite fan Fryslân en Grinslân tunen ûntwurpen. Foar de adel, notabelen en grutte boeren. In soad is ferdwûn, mar der is ek in soad bewarre bleaun. En alles wat der noch stiet, is monumint. Dat fariearret fan folsleine doarpsgesichten, lykas yn Mantgum en Warffum, oant monumintale beammen. Faak in reade bûkebeam, in plataan, bysûndere kastanjes , treurwylgen en treuresken.
De administraasje fan de firma Bosgra is tige wiidweidich, alle beammen dy't ferkocht binne, steane opskreaun. Fan alle tunen binne de plantlisten bewarre bleaun.
De boeken fan de firma Bosgra, binne skonken oan Tresoar yn Ljouwert. 'It bewarplak fan de skiednis fan Fryslân'. De boeken kinne dêr bestudearre wurde.
Syn tunen
Yn de hjerst fan 2011 wurdt it Kenniscentrum Landschap fan de Ryksuniversiteit Grins troch Landschapsbeheer Friesland frege om de Fryske en Grinslanner tunen fan Vlaskamp te ynventarisearjen op basis fan de weromfûne bestellisten yn 'e kasboeken fan de beamkwekerij De Iephof fan Bosgra en it tariedende ûndersyk fan Aly. Net allinnich wurdt harren frege om in ynventarisaasje te dwaan, mar ek oft der op basis fan dy ynventarisaasje wat te sizzen falt oer de spesifike skaaimerken fan in Vlaskamptûn.
Septimber 2013 bringt Anne Wolf fan de RUG mei bydragen fan Stieneke van der Wal en Ietse-Jan Stokroos ferslach út:
Vlaskamptuinen in Friesland en Groningen.
Inventarisatierapport van parken en tuinen van Gerrit Vlaskamp
It Kenniscentrum Landschap fan de Ryksuniversiteit Grins stelt dat noch 34% fan de Vlaskamptunen as sadanich werkenber is.
Vlaskamp hold tige fan kleurtsjinstellingen en nije, eksoatyske planten. Hy hat yn 79 doarpen en stêden yn Fryslân en yn 16 doarpen en stêden yn Grinslân syn spoaren neilitten. Yn Hurdegaryp steane oan de Ryksstrjitwei noch ferskate monumintale (bûke)beammen dy't allegearre tusken 1860 en 1880 op advys fan Vlaskamp plante binne.
Gerrit Vlaskamp bleau frijfeint. Hy wenne oan de Ryksstrjitwei wat no nûmere is as 145. Vlaskamp ferstoar op 12 juny 1906 op 72-jierrige leeftiid yn Hurdegaryp.
Renovaasje histoaryske tún Bennema State
Foar't de Sintrale As en de Noarder Omwei yn 2016 iepene waarden, wie it tige drok yn 'e buorren fan Hurdegaryp. Troch de iepening fan dy nije diken sakke it tal ferkearsbewegingen lykwols grandioas. Fan 20.000 nei om ende by 2000 yn in tiidrek fan 24 oeren. It is dêr dus no tige rêstich. Foar wen-soarchkompleks Bennema State, ûnderdiel fan Noorderbreedte, betsjutte dat de wei stil wurde soe en dêr seach men kânsen om it kompleks fan bûten in nije útstrieling te jaan. Om't de tún yn de ôfrûne jierren fertutearze wie, waard besletten om de tún te renovearjen en dêrby de âlde histoarje fan Gerrit Vlaskamp yn werom te bringen.
Yn gearwurking mei studinten fan it Nordwin College, Niemand aan de Zijlijn, Vrienden van Bennema State, en de ynbring fan lânskipsarsjitekte Els van der Weijde en Aly van der Mark is der in kreatyf ûntwerp ûntstien en ta útfiering brocht. It ferline fan dizze tún bliuwt yn in nij jaske fuortbestean.
Kânsen yn Kearnen (KIK)
Yn it ramt fan Kânsen yn Kearnen, in mienskiplik programma fan de provinsje Fryslân en de gemeenten Dantumadiel en Tytsjerksteradiel foar de werynrjochting fan de seis doarpen nei oanlis fan de Sintrale As, kriget it Stationskwartier Hurdegaryp in griene en eigentiidske útstrieling ynspirearre op de ideeën fan Gerrit Vlaskamp.
Vlaskamptunnel Hurdegaryp iepen
De spoarûndertrochgong yn de Ryksstrjitwei yn Hurdegaryp is op tiisdei 5 novimber 2019 offisjeel iepene. Yn it ramt fan dy plechtichheid binne de lêste 2 tegeltsjes mei respektyflik de tekst: IEPENING en 5-11-19 op 'e wand fan 'e tunnel set. De tunnel wie in winsk fan it doarp om't der in soad foar it spoar wachte wurde moast. ProRail woe ek wol fan de drokke spoaroergong ôf. Njonken de ûndertrochgong is in fyts- anneks kuierbrêge oanlein, wêrtroch't de skoaljeugd fan it nije Tjalling Koopmans College (SvPO) en oare reizgers fan it stasjon ôf de ferkearsdyk net hoege oer te stekken. Fan 14 desimber 2020 ôf rydt der in ekstra sneltrein tusken Ljouwert en Grins. Dat betsjut dat der 4 stoptreinen en 4 sneltreinen yn 'e oere boppe de Ryksstrjitwei del ride.
Ideeën Vlaskamp yn de tunnel
Deputearre Avine Fokkens sette ien fan de lêste tegeltsjes. Ik bin tige grutsk. It is in hiele moaie tunnel en ik bin ek bliid dat er neamd is nei in ferneamd túnarsjitekt; Gerrit Vlaskamp. Syn ideeën, in soad grien en in soad slingers, sjochst ek hiel goed werom yn it tegelwurk yn 'e tunnel, sei hja by de iepening.
De keramyske tegels binne bakt troch de Keninklike Tichelaar B.V. yn Makkum. De tunnel is alhiel yn Vlaskamps styl makke. Dêr is syn Ingelske lânskipsstyl dúdlik yn te werkennen. Syn orizjinele hantekening is op de beide sydkanten fan it spoarfiadukt set.
Floeiende, rûne linen
Gerrit Vlaskamp waard bekend om de floeiende, rûne linen yn syn park- en túnûntwerpen. Next Architects út Amsterdam hat dy styl goed weromkomme litten yn it tunnelûntwerp. It stelt in grien mingd lânskip foar, ôfwiksele mei krêmkleurige kuierpaden en blauwe fivers.
Pittige útdaging
De Gerrit Vlaskamptunnel betsjutte technysk in pittige útdaging foar Maciej en syn mannen leit Maciej Truszkowski út. Mei syn Poalske lânsman en kompanjon Dawid Maksymow is er eigener fan DMT Group. "Sjoch mar ris om dy hinne: allinne mar skeane en rûne tunnelwanden, dy't ek noch ris efteroerhingje. Dêrtroch moasten wy de stegers op fiif meter hichte ek oanpasse om boppe-oan de tegels sette en foegje te kinnen. De iennichste rjochte line yn it wurk is de boppekant fan de tunnelwanden. Wy hawwe op dit projekt de tegels dan ek set fan boppen nei ûnderen yn stee fan oarsom, wat gebrûklik is. En ûnder hiene we in soad snijwurk troch de ôfrinnende tunnelwanden."
De ûndertrochgong is 150 meter lang. Yn trije moanne tiid ferlime DMT Group hjir 570 m² spesjaal foar dit projekt bakte en mei de hân foarme Tichelaar-tegels yn. De goed 40.000 glazuere tegels fan 21,5 x 6,5 sm kreas yn kisten útstald op it wurk, fergen gâns fan it fakmanskip fan de tegelsetters. Om it ûntwerp goed yn te foljen, kwa maatfiering en op mingde kleurnuânses, wie ien man by de kisten oan ien tried wei dwaande mei it selektearjen fan 'e tegels ta sets fan 300. Dy brocht er dêrnei nei de fiif tegelsetters yn de tunnel, dy't dêrtroch sels gjin wurk mear hiene fan it útsykjen.
De ûndertrochgong en it spoarfiadukt waarden boud troch Heijmans Civiel Projekten, yn opdracht fan ProRail en de provinsje Fryslân en hat 15,5 miljoen euro koste.
In lytse greep út de neislachwurken en documintêres oer Gerrit Vlaskamp
Gerrit Vlaskamp, een vergeten tuinarchitect
2010 - Auteur Aly van der Mark. Uitgave: Stad en Lande Groningen, nr. 1, 2010.
Doe't wy yn 1976 op de kwekerij fan de famylje fan myn man yn Hurdegaryp kamen te wenjen, hie ik net tinke kinnen dat ik 33 jier letter folslein yn 'e besnijing komme soe fan de skiednis fan dizze túnkersfamylje, dy't yn it noarden fan Nederlân in protte spoaren neilitten hat, net allinne yn Fryslân, mar ek yn Grinslân. De kwekerij is yn 1896 stichte troch Gabe Westra, de pake fan myn man Ids Westra. Gabe's mem wie Jitske Vlaskamp. Jitske's âldste broer wie Gerrit Vlaskamp, hy wie túnarsjitekt."
Het prieel op de heuvel
14 juny 2013 - Aly van der Mark presintearret har boek "Het prieel op de heuvel", oer seis generaasjes Vlaskamp.
De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp
5 en 6 april 2014 - Het Fries Museum iepenet de útstalling: De vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp.
Yn de útstalling wiene twa projeksjes te sjen dêr't tunen en parken fan Vlaskamp sjen litten waarden. Dy waarden ôfwiksele mei ôfbyldingen fan beammen, strûken en planten, túnsieraden en portretten fan opdrachtjouwers.
It boek mei deselde namme is op 5 april by de offisjele iepening fan de útstalling presintearre.
Auteurs: Alice Booij, Jan Holwerda, Nico Kloppenborg, Kees Kuiken, Yme Kuiper, Frans Leenders, Aly van der Mark, Rita Mulder-Radetzky, Carla S. Oldenburger-Ebbers, Willemieke Ottens, Trudy van Riemsdijk-Zandee, Willem van Riemsdijk en Landschapsbeheer Friesland. Utjouwer: Ernst Bruinsma / Afûk - 2014.
Twadielige dokumintêre Omrop Fryslân oer Gerrit Vlaskamp
April 2014. Fryslân Dok stjoert de dokumintêres: "De Vergeten tuinen van Gerrit Vlaskamp", út.
Fia ûndersteande links binne dizze dokumintêres te besjen op YouTube:
© HJvB 06-2021
Onderstaande tekst is ook te lezen op:
www.hurdegaryp.nl - knop DORPSBELANGEN en vervolgens de knop Extra info lessenaars.
foto: pghurdegaryp.nl
Geschiedenis
De allereerste kerk die in de geschriften wordt genoemd stond op een plek in het gebied de Warren, een gebied gelegen ten zuiden van Hurdegaryp. Ook wel Gaestmabuorren genoemd. Op een oude landkaart werd een Groustins getoond, ook wel Grovestins genoemd, wat inhield dat er een hoofdeling woonde. Een hoofdeling was een hoge afgevaardigde van één van de vele kloosters die Fryslân toen rijk was. In Gaestmabuorren bevond zich een achttal boerderijen en er was dan ook een achttal stemgerechtigden.
Stemgerechtigd werd men als men grond bezat en dus grondbelasting betaalde, ook wel floreenplichtige genoemd. De grovestins van Gaestmabuorren werd gebouwd rond 1398 en werd in 1829 door brand verwoest. Het ligt voor de hand dat hier ooit het oudste gedeelte van Hurdegaryp heeft gelegen. De grenzen van Hurdegaryp liepen van de Wide Ie tot de grens van Burgum en vandaar naar het noorden tot aan Feanwâldsterwâl en dan westwaarts tot halverwege het Mûzeryd en dan weer zuidwaarts langs Tytsjerk en Suwâld naar de Wide Ie.
De eerdere kerk van Hurdegaryp stond tot 1711 op het linker eilandje van het huidige Koopmansbosje (ijsbaanterrein).
Beschrijving huidige kerk
De zogenoemde zaalkerk uit 1711 is gebouwd door meester-timmerman Eilef Jehannes uit Wyns. Dit is nog te lezen op de gedenksteen boven de ingang.
Aan beide zijden van deze gedenksteen bevinden zich vier ingemetselde wapenstenen en ook in de rondboog boven de ingang zijn wapenstenen ingemetseld met de namen van kerkvoogden en dorpsgecommitteerden. De gehele deur is aan de buitenkant met grote spijkers beslagen als bescherming tegen de bijlen van mogelijke indringers.
De aanbesteding had wel de nodige voeten in de aarde. Het bestek van de nieuw te bouwen kerk werd gemaakt door Pijter Jansen. Hij dat nadat hij eerst een bezoek aan de kerk in Feanwâlden had gebracht.
De kerk zou aanvankelijk worden gebouwd voor ƒ 4.999,-. Deze inschrijving werd later door de heren Beernt Siouwcs en Johannes Jans Snoeck met ƒ 500,- en later nog eens met ƒ 30,- verlaagd en dus werd de kerk uiteindelijk gebouwd voor ƒ 4.469,-.
Gedenkstenen
foto: pghurdegaryp.nl
De bouwer heeft boven de ingang van de kerk een gedenksteen met wapens geplaatst waarop o.a. "gesterkt met sijn huissfrou Trijntes Gerrits aenneemer van dit werk" is te lezen.
Verder is er de vermelding dat hij "Mr.(meester) Timmerman en houtkooper te Wyns en bouwer fan deese kerk" is. Hij heeft deze steen na de bouw aan de kerk geschonken.
Verder zijn er boven de ingang gedenkstenen met afbeeldingen van familiewapens geplaatst als aandenken aan de besluitvormers die de kerk lieten bouwen. Het zijn beslissingen geweest van en door vooraanstaande families die invloed hadden en uiteraard bemiddeld waren.
Grafstenen
foto: pghurdegaryp.nl
Tijdens de restauratie in 1981 werd onder de vloer een grafsteen gevonden. Het gaat om het grafmonument ter nagedachtenis aan de pake en beppe van Watze van Roorda van moederszijde, Wolphaert van Lezaen en van Genoveva Rataller. Zij waren eind 16de begin 17de eeuw de bewoners van het Galeslot. De steen ligt in het liturgisch centrum en was eerder rondom versierd met vele familiewapens. Helaas werd de steen tijdens de Franse overheersing verschrikkelijk gehavend. De beeltenissen van de familiewapens zijn met beitels bijna allemaal verwijderd. Wel is in het randschrift nog te lezen op wie dit monument betrekking heeft. Deze bijzondere fraaie steen is destijds meegenomen vanuit de oude kerk aan de Zomerweg.
Als we de geschiedenis induiken dan was er in Hurdegaryp eigenlijk maar één familie die van adel was en betrokken was bij het kerkelijk leven. Dat was de familie Van Roorda.
Jonkheer Watze van Roorda overleed op 8 april 1670, slechts 41 jaren oud. Hij was ongehuwd en kinderloos. Hij werd in de oude kerk begraven.
Ter nagedachtenis aan hem is toen een grote monumentale grafsteen met de familiewapens erop gemaakt en in de oude kerk aan de Zomerweg geplaatst. Boven beide familiewapens bevindt zich een helmteken. Deze fraaie grafsteen is bij de bouw van de nieuwe kerk in het portaal geplaatst.
Preekstoel
foto: pghurdegaryp.nl
De preekstoel heeft een in het oog springende fraai en rijkversierde kuip. Deze preekstoel of kansel, ook "houten broek" genoemd, heeft een lange geschiedenis. Omstreeks 1668 heeft de Leeuwarder beeldhouwer/houtsnijder Focke Idses deze preekstoel gemaakt naar Italiaanse stijl. De preekstoel is in het huidige kerkgebouw op de traditionele plaats opgehangen; aan de zuidmuur tussen de twee vensters.
De kansel bestaat uit een kanseltrap met smeedijzeren hek dat in hout overgaat en daarna een soort overloop met een deurtje, voordat men de kuip kan betreden. Verder komt men een klankbord tegen dat door een rugschot wordt verbonden met de kuip. Dit rugschot is met fraai houtsnijwerk versierd en bevat een bewerkte rozet met draagknop voor de steek of de predikantenbaret.
De vijfhoekige kuip met kanselrand waarop een zandloperhouder en een lezenaar zijn geplaatst, bestaat uit vijf zeer fraai en royaal versierde uitgesneden eikenhouten panelen. Hiervan is één een voorstelling uit het Oude Testament en vier uit het Nieuwe Testament, die de symbolen van de vier evangelisten voorstellen. Al deze panelen worden getoond tussen twee pilasters met een Korinthisch kapiteel.
De Roordabank
foto: pghurdegaryp.nl
De eerder genoemde Watze van Roorda heeft deze familiebank in de vorige kerk aan de Zomerweg laten plaatsen en zo zijn vaste plek in die kerk gekocht. Volgens kunsthistoricus J.C. Kalker werd het wapen gemaakt door Focke Idses, die ook de panelen op de kuip van de preekstoel heeft gesneden. Deze herenbank met familiewapen, werd rond 1668 gemaakt en is in 1711 ook mee verhuisd naar de huidige kerk.
Boven de achterste rij zitplaatsen is de overhuiving met familiewapen. Dit waren de zitplaatsen voor de adel en de niet-overhuifde zitplaatsen er voor waren voor het personeel. Oorspronkelijk was de bank een omhulsel waarin stoelen werden geplaatst. Later werden er banken in geplaatst. Bovenop de overhuiving bevindt zich het gekroonde familiewapen gedragen door twee eenhoorns, rijk versierd met slingers, rozetten en vissen. In 2003 heeft de heer L.J.M. Riksma het wapen gerestaureerd.
De Bennemabank of Regentenbank
foto: pghurdegaryp.nl
De Bennemabank werd gemaakt in opdracht van Gerardus Fortuyn (1633-1713). Hij was tot 1713 eigenaar en bewoner van Bennema State. De bank werd destijds in de oude kerk geplaatst en verhuisde in 1711 mee naar de nieuwe.
De bank bestaat uit twee gedeelten, waarvan het achterste deel is overhuifd. Aan de bovenrand is prachtig houtsnijwerk met bladmotieven aangebracht. De Korinthische zuilen die de overhuiving ondersteunen, zijn met omhoog slingerende wijnranken met druiventrossen uitgesneden.
Deze bijzondere bank werd in 1879 verkocht aan een particulier. Later werd hij weer doorverkocht aan mr. Age Looxma Ypeij van Swarteweisein. Na zijn overlijden kwam de herenbank in beheer van de regenten van Stichting Op Toutenburg te Swarteweisein. Vanaf die tijd wordt de bank ook wel "Regentenbank" genoemd. Uiteindelijk kwam de herenbank in bezit van de kerk en heeft de Kerkenraad er gedurende lange tijd zijn vaste plaats gehad. Tijdens restauratie van 1981 moest de bank plaatsmaken door de verplaatsing van het orgel. De bank is via de Stichting Alde Fryske Tsjerken verhuisd naar de kerk van Feinsum. De houten bollen met uitgesneden sierwerk, die bovenop de hoeken van de overhuiving zaten, kwamen in de plaats van de twee beelden op de zijtorens van het orgel.
Zitplaatsen
Tegenwoordig zijn de zitplaatsen in de kerk vrij en kan iedereen gaan zitten waar hij of zij wil. Dat is niet altijd zo geweest. In de eerste plaats waren er vroeger aparte banken voor vrouwen en voor mannen. Verder waren sommige banken eigendom van bepaalde personen of instanties en tenslotte werden de overige plaatsen jaarlijks verhuurd. De mooiste plaatsen brachten het meeste geld op. In het notulenboek van de Kerkvoogdij is de volgende opmerking te vinden: 9 maart 1944 "Iets over de eigen plaats in de kerk. De regentenbank en enige andere zitplaatsen zijn niet in 't bezit van de kerk. De notabelen vragen of niet getracht kan worden het eigendom hiervan terug te winnen of eventueel te kopen, opdat het begrip van eigen zitplaatsen zoveel mogelijk verdwijnt en alles weer eigendom van de kerk is. Gewoonlijk gaan deze eigendomsrechten over op de erfgenamen."
Hieruit kan men de conclusie trekken dat men van de "eigen zitplaatsen" af wilde. Verder deelde de Stichting Op Toutenburg in 1956 mee, "dat zij de invordering van de zitplaatsenhuur van de bij haar in eigendom zijnde bank in de kerk gaat beëindigen. Het eigendomsrecht blijft evenwel onverminderd van kracht."
In de notulen van de vergadering van de kerkenraad van 7 mei 1962 wordt verslag gedaan van de discussie over het verhuren van zitplaatsen en of dit in deze tijd nog nodig en wenselijk is. President-kerkvoogd De Vries deelt mede dat de zitdag voor het verhuren van de plaatsen in de kerk, die steeds voor Pinksteren plaatsvindt , naar het oordeel van de kerkvoogden voortaan niet meer plaats moet vinden. Het maakt niets uit en het is beter geen vaste plaatsen te hebben met het oog op het bezoek der kerkdiensten. Vanaf dat moment is de keuze in zitplaatsen vrij.
Orgel
foto: pghurdegaryp.nl
Voordat er sprake was van een orgel in de kerk, was de schoolmeester of koster voorzanger tijdens de kerkdiensten. In het voorjaar van 1878 gaven de leden van de Hervormde Gemeente te kennen dat ze graag een orgel in het kerkgebouw wilden hebben "ter opluistering der openbare godsvereering" en "ter begeleiding van het kerkgezang."
De kerkvoogden gaven gehoor aan deze wens. Dankzij ƒ 600,- uit het legaat van mr. U.H. Wielinga Huber, eigenaar van onder andere Bennema State, konden de kerkvoogden een orgel bestellen bij de firma Petrus van Oeckelen en Zonen, orgelmakers, te Harendermolen (Glimmen).
In het najaar van 1879 werd het orgel boven de ingang, wat nu de galerij is, geplaatst. De kerkvoogdij kwam nog wat geld te kort en leende f 850,- van de diaconie. Jaarlijks zou voor 1 oktober ƒ 100,- worden afgelost tot het volledige bedrag was terugbetaald. Op 30 november 1879 werd het nieuwe orgel in de ochtenddienst "plechtig aan zijn bestemming gewijd." Ds. van Loenen sprak naar aanleiding van psalm 150 over de waarde van orgelmuziek in de protestantse godsdienstoefening. De orgelmakers waren ook aanwezig in deze dienst.
Al meer dan 100 jaar is het orgel in onderhoud bij de firma Bakker & Timmenga te Leeuwarden. Het orgel werd en wordt jaarlijks gestemd en nagekeken. In 1905 werd het front van het orgel gerestaureerd. In 1951 werd het orgel op verzoek van de kerkvoogdij door de orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk aan een onderzoek onderworpen. De kosten van deze restauratie werden geschat op ƒ 4.000,-. Helaas waren de financiën voor deze restauratie ontoereikend, waardoor het niet doorging.
In 1967 werd het orgel door W. Yedema en H.P. Dam gerestaureerd. Na deze restauratie gingen er stemmen op om het orgel te laten vervangen door een "elektronisch begeleidingsinstrument". Dankzij de positieve bevindingen van dirigent en toonkunstenaar P. Post en Bakker & Timmenga werd besloten het orgel volledig te restaureren en uit te breiden met een mixtuur. In 1981 werd de kerk gerestaureerd en verhuisde het orgel van de west- naar de oostzijde van de kerk. Dit om meer zitplaatsen te creëren. Tijdens deze restauratie werden de twee beelden die op het orgel stonden, vervangen door de bollen die boven op de regentenbank stonden. De beelden verhuisden naar Stichting Alde Fryske Tsjerken en kwamen terecht in de kerk van Feinsum.
In 2003 werd besloten het houtwerk aan te pakken. Voor de heer L. J. M. Riksma was dit de eerste grote opdracht als restaurateur van kerkelijke kunst. De houtworm werd verwijderd. Wat stuk was werd hersteld en er werden kleuren aangebracht. Het goud is echt bladgoud en werd met precisie aangebracht op de diverse onderdelen.
In 2015 was er ook een renovatie van het orgel nodig. In het kerkblad verscheen toen het volgende bericht: "Onlangs is het Van Oeckelenorgel uit De Hofkerk aan de Rijksstraatweg gedemonteerd. Dit orgel, gebouwd in 1879, is al enkele keren grondig gerestaureerd maar na tientallen jaren werd het weer tijd voor onderhoud. Orgelmakerij Bakker en Timmenga heeft bijna het hele orgel gedemonteerd en meegenomen naar hun werkplaats. Op de frontpijpen na zijn alle pijpen nu in de werkplaats van het bedrijf. Ook een groot deel van het houtwerk is daar nu en wordt voor zover noodzakelijk gerepareerd om het orgel zo origineel mogelijk te houden.
Slechts in uiterste noodzaak wordt er nieuw gemaakt. Dat gebeurt echter sporadisch. In het orgel zitten erg veel kleine houten onderdelen die echt een voor een 'door de handen' moeten. Toen dit Van Oeckelenorgel werd gebouwd werd dat natuurlijk nog op handkracht met een soort hefboom bediend maar later is er ook in dit orgel een elektrische windvoorziening geplaatst. De balg is van nieuw leer voorzien omdat bleek dat het leer aan vervanging toe was. Ook enkele andere onderdelen zijn vervangen.
Vrijdagavond 13 september 2015 is het orgel opnieuw in gebruik genomen. Theo Jellema, organist van de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden, heeft in drie muzikale blokken het orgel ingespeeld voor de aanwezigen. Hij heeft de geschiedenis van het orgel verteld. Bert Yedema van Bakker en Timmenga heeft uitgelegd wat er zoal is gerestaureerd. Daarna heeft de voorzitter van de orgelcommissie op symbolische wijze het orgel weer overgedragen aan de kerkrentmeesters, door twee kleine orgelpijpjes in een in goud gespoten doosje te overhandigen aan de voorzitter van het College van Kerkrentmeesters. Hiermee kwam een (voorlopig) einde aan een geschiedenis van restauraties.
Naam De krijgt op 6 maart 2004 de naam "Hofkerk". Toen gingen hervormd en gereformeerd Hurdegaryp*) echt 'Samen op Weg' als Protestantse Gemeente Hurdegaryp.
De Hofkerk is een rijksmonument.
*) Gereformeerd Hurdegaryp: van timmerwerkplaats naar kerk
In aansluiting op de opening van de christelijke W.M. Oppedijkschool op 2 september 1954 volgde op 19 juli 1959 de stichting van een gereformeerde kerk. In de jaren vijftig groeide de gereformeerde gemeenschap in het dorp langzaam maar zeker. Daarnaast ontwikkelde het dorp zich in die tijd steeds meer tot een forensenplaats van Leeuwarden. Zo werden er in die tijd bijvoorbeeld zestig 'vliegenierswoningen' gebouwd. Bovendien verrezen in Hurdegaryp in die tijd vierhonderd woningen. Het ontwikkelingsplan voor het dorp rekende minimaal op een verdubbeling van het aantal inwoners tot vier à vijfduizend Daaronder waren uiteraard ook de nodige gereformeerden, zodat het stichten van een eigen gereformeerde kerk alleszins verantwoord werd geacht.
Tot die tijd behoorden de in Hurdegaryp wonende gereformeerden tot de gereformeerde kerken te Noardburgum, Suwâld, Burgum of Feanwâldsterwâl. Ryptsjerk, dat onder de groeiende kerk van Oentsjerk ressorteerde, werd bij de kerk van Hurdegaryp gevoegd. Hierdoor telde de jonge gemeente al enkele maanden na de stichting zo'n 350 leden.
Een timmerwerkplaats als kerk
Men wilde zo snel mogelijk tot de bouw van een 'echte' kerk komen. Als voorlopig onderkomen werd de woning, met er achter een timmerwerkplaats, van aannemer Durk Dillema aan de Stationsweg 7 aangekocht. De werkplaats werd verbouwd tot noodkerk met 160 zitplaatsen. Hierin kerkten niet alleen de gereformeerden uit Hurdegaryp er, maar ook die uit Ryptsjerk en Tytsjerk.
Op zondag 19 juli 1959, werden de verkozen ouderlingen en diakenen tijdens een gereformeerde kerkdienst in de hervormde kerk te Hurdegaryp, in het ambt bevestigd. Hiermee werd de Gereformeerde Kerk in feite werd geïnstitueerd. De hervormde kerk was voor deze gebeurtenis gratis afgestaan Een duidelijk teken dat de jaren eerder door de 'schoolstrijd' verstoorde verhoudingen in het dorp weer een heel stuk waren verbeterd.
Op zondag 26 juli 1959 werd de eerste kerkdienst aan de Stationsweg gehouden. Voorganger was ds. F.J. Scholten van Oosterend (Texel). Hij was van 1946 tot 1950 gereformeerd predikant te Oentsjerk.
De eerste predikanten
Er was nu dus een noodkerk, maar er moest natuurlijk ook een predikant komen. Tot 1961 diende Ds. J.D. Kruithof van Noardburgum twee gemeenten. De eerste eigen predikant was ds. G. van der Veere van Harmelen. Hij werd op 21 juli 1963 in het ambt bevestigd. Hij stond tot 4 augustus 1968 in Hurdegaryp en vertrok toen naar de Gereformeerde Kerk te Wezep.
Een nieuwe kerk
Ondertussen moest er voor de noodkerk aan de Stationsweg een andere oplossing komen. Een geheel nieuwe kerk. Er was ondertussen al een stuk grond van 2000 m² aan de Swagermanstraat aangekocht.
De nieuwe gereformeerde kerk werd op vrijdag 23 december 1960 in gebruik genomen. Een simpel maar doeltreffend gebouw. Door de week werd het verhuurd aan de christelijke kleuterschool om op die wijze inkomsten te genereren.
Ingrijpende verbouwing
De kerk groeide in de jaren '60 en '70 flink door. Er werden nieuwbouwwijken gebouwd en ook gereformeerde kerkleden uit Ryptsjerk en Tytsjerk kwamen in Hurdegaryp wonen. Hierdoor werd besloten tot vergroting van het kerkgebouw tot kerkelijk centrum en bovendien moest er een nieuwe pastorie komen. Bij het gereedkomen van dat nieuwe kerkelijk centrum, in 1967, kreeg het de naam 'Perspectief'. Dit omdat het evangelie de mens perspectief biedt voor de toekomst. Het bleef echter niet bij de ingrijpende verbouw en uitbreiding. Want in 1971 werd naast Perspectief een kosterswoning gebouwd.
Opnieuw uitbreiding en verbouw
In 1979 telde de kerk al ongeveer 1500 leden. De gereformeerden die in Ryptsjerk en Tytsjerk woonden, maar in Hurdegaryp kerkten, besloten in het vervolg weer in hun eigen woonplaats naar de kerk te gaan. Dit in verband met het daar op gang gekomen Samen-op-Wegproces met de Hervormde Gemeente. Dat zorgde uiteraard voor een daling van het ledental, maar ook dat men daardoor weer genoeg had aan één ochtenddienst. Toch bleek de kerkzaal te klein en was er behoefte aan uitbreiding en vernieuwing.
Daarmee werd in september 1982 begonnen. Tijdens die verbouw werden de kerkdiensten in het dorpshuis De Schalmei gehouden. Op 27 april 1983 krijgt het nieuwe kerkgebouw de toepasselijke naam "Nieuw Perspectief". De nieuwe kerkzaal telde ruim 550 zitplaatsen.
In 2012 ontstonden er plannen voor een ingrijpende renovatie en verbouwing. 10 januari 2015 vindt de heropening plaats.
© HJvB 06-2021 - Bron van sommige teksten: www.pghurdegaryp.nl + www.gereformeerdekerken.info
Er zijn in Hurdegaryp veel instellingen en verenigingen die zich op de een of andere manier inzetten om het wonen in Hurdegaryp aantrekkelijk te maken. U kunt hierbij denken aan de sportverenigingen, de oud-papier-inzamelcommissie, het dorpshuis "it Maskelyn", enz. Tot de verenigingen die zich in willen zetten voor het dorp, behoort ook de Vereniging voor Dorpsbelangen. Al meer dan 100 jaar heeft de Vereniging maar één doelstelling, namelijk het bevorderen van de leefbaarheid in Hurdegaryp.